Naar inhoud springen

temporiseren

Uit WikiWoordenboek
  • tem·po·ri·se·ren
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘aan tijd(en) binden’ voor het eerst aangetroffen in 1637 [1]
  • afgeleid van het Franse temporiser (met het achtervoegsel -iseren) [2] [3]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
temporiseren
temporiseerde
getemporiseerd
zwak -d volledig

temporiseren

  1. inergatief vertragen van het tempo
    • Als je niet af en toe temporiseert, dan haal je het einde van de wedstrijd niet. 
91 %van de Nederlanders;
94 %van de Vlamingen.[4]