temporiseerde

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • tem·po·ri·seer·de

Werkwoord

vervoeging van
temporiseren

temporiseerde

  1. enkelvoud verleden tijd van temporiseren
    • Ik temporiseerde. 
    • Jij temporiseerde. 
    • Hij, zij, het temporiseerde.