telg

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

de latere koning Willem II een heldhaftige telg van de Nassau's
Uitspraak
Woordafbreking
  • telg
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘spruit’ voor het eerst aangetroffen in 806 [1]
  • uit het Middelnederlands [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord telg telgen
verkleinwoord telgje telgjes

Zelfstandig naamwoord

de telgv / m [3]

  1. lid van een familie, afstammeling van een bepaalde voorouder
    • Als laatste telg van een luisterrijke familie overleefde hij tijdens de repressie van '44 de naoorlogse concentratiekampen, die de overheid sindsdien doodzwijgt omdat alle vermeende zwarten of incivieken er met duizenden in werden samengedreven en hij er getuige van was hoe vrouwen er werden kaalgeschoren en systematisch werden verkracht. [4] 
    • Rothschild, telg van de beroemde bankiersfamilie, was een vreemde en teruggetrokken man. Hij woonde zijn hele leven, van 1868 tot 1937, in de kindervleugel van zijn ouderlijk huis in Tring, in Buckinghamshire, waar hij de meubels uit zijn kinderjaren gebruikte, zelfs in zijn kinderbed sliep, hoewel hij op een gegeven moment 135 kilo woog. [5] 
    • Rechtenstudent Rory is een telg uit een rijke Britse familie die ook in het adresboekje van het Britse koningshuis staat. Van de tiener is volgens de Britse tabloid Daily Mail weinig meer bekend dan dat hij in zijn jeugd dure privscholen bezocht en dat hij graag rugby speelt.[6] 
Synoniemen
Hyponiemen
Vertalingen

Gangbaarheid

96 % van de Nederlanders;
95 % van de Vlamingen.[7]

Meer informatie

Verwijzingen