tankpas
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- tank·pas
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van tanken ww en pas zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | tankpas | tankpassen |
verkleinwoord | tankpasje | tankpasjes |
Zelfstandig naamwoord
tankpas m
- kaart waarmee een werknemer op de kosten van de werkgever kan tanken
- Hij leaste een privé-auto voor een spotprijs en gebruikte jaren achtereen tankpassen waarmee hij zijn tank volgooide. Ook liet hij zich geregeld op luxe reisjes trakteren, waarop hij vaak zijn vrouw meenam. Met werk hadden deze tripjes niet veel te maken, heeft de rechtbank vastgesteld.[1]
- Ook liet de hoofdverdachte zijn woning verbouwen en zijn tuin inrichten op kosten van bedrijven aan wie hij opdrachten verstrekte. Verder hadden hij en zijn zoon een tankpas en ontvingen ze contant geld.[2]
Synoniemen
Gangbaarheid
- Het woord tankpas staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "tankpas" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
84 % | van de Vlamingen.[3] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ de Telegraaf 22 feb. 2018
- ↑ de Telegraaf 23 mrt. 2017
- ↑ Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be