taalsysteem

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • taal·sys·teem
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord taalsysteem taalsystemen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het taalsysteemo

  1. (taalkunde) het geheel van structuren dat zorgdraagt voor het vermogen van mensen om taal te gebruiken
     Maar ik vrees dat een oproep tot een serieuze, diepgaande maar ook ontspannen discussie geen effect zal hebben zolang taalgebruikers blijven denken dat een goede taalbeheersing hetzelfde is als inzicht in het taalsysteem, dat wonderlijke en schitterende vermogen van de mens waar we nog maar zo weinig van weten.[2]
     Dat het motorische en het taalsysteem in één hersenhelft zitten, zou er volgens hem op kunnen duiden dat gesproken taal is voortgekomen uit gebarentaal.[3]
  2. (taalkunde) de structuur van een bepaalde taal
     Bovendien worden deze woorden ingepast in het Nederlandse taalsysteem als het gaat om grammaticaal geslacht, klank, spelling en woordvorming. „De leenwoorden zijn in geen enkel opzicht bij machte om ook maar een jota aan het taalsysteem van het Nederlands te veranderen.”[4]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Bronlink Weblink bron “Het Nederlands moet af en toe naar de kapper” (29-11-2005), Reformatorisch Dagblad
  3. Bronlink Weblink bron “Linkshandige heeft andere hersenen” (18-12-2009), Reformatorisch Dagblad
  4. Bronlink Weblink bron
    Rudy Ligtenberg
    “Zes misvattingen over het Nederlands” (10-06-2009), Reformatorisch Dagblad