switcher
Uiterlijk
- swit·cher
- Naamwoord van handeling van switchen met het achtervoegsel -er
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | switcher | switchers |
verkleinwoord |
de switcher m
- iemand die omschakelt naar iets heel anders
- Daar moet meer geld naar het compenseren van scholen die te maken hebben met veel ‘switchers’; leerlingen die stoppen en overstappen naar een andere hogeschool. [1]
- De Noord-Ierse gedoogpartner DUP - zonder wier steun een meerheid voor May's brextdeal niet haalbaar lijkt - zegt nog steeds NO maar conservatieve parlementariërs scharen zich nu in vrij hoog tempo achter de deal, meldt AD-correspondent Suse van Kleef. ‘De laatste switcher in de rij is Dominic Raab, die in november opstapte als brexitminister omdat-ie het niet eens was met deze deal(!)’’, schrijft ze op Twitter. [2]
- In het Nederlands Juristenblad (nr. 43) schrijft mr. dr. W. M. van Rossem, rechtsantropoloog, over ”De rechter als cultuur-switcher”. Door de toenemende etnische variatie neemt ook de diversiteit aan culturele argumenten in de rechtszaal toe. Rechters kunnen via ”open begrippen” in het recht zoals ”redelijkheid” de cultureel bepaalde visie van de rechtszoekende gestalte geven. Zij moeten dan wel een cultuurswitch maken. [3]
- [2] carrièreswitcher
- Het woord 'switcher' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- ↑ Tubantia Arjan te Bogt 20-05-19 4 miljoen euro minder per jaar voor Saxion: ‘Onbegrijpelijk’
- ↑ Tubantia 29 mrt. 2019 Lagerhuis maakt zich op voor nog een ‘cruciale’ brexitstemming
- ↑ Reformatorisch Dagblad 13-12-2006 Cultuur en Bloem