supralapsariër
Uiterlijk
- su·pra·lap·sa·ri·er
- afgeleid van het Latijnse lapsus (zondeval) met het voorvoegsel supra- met het achtervoegsel -er [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | supralapsariër | supralapsariërs |
verkleinwoord | - | - |
de supralapsariër m
- (religie) aanhanger van het supralapsarisme
- Het woord 'supralapsariër' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.