summa
Uiterlijk
- sum·ma
- uit het Latijn [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | summa | summae summa's |
verkleinwoord |
- de (optel)som van iets; alle te samen genomen
- een groot alles omvattend werk
- [1] totaal
- summa cum laude
van een examen dat men dit in zijn geheel zeer goed heeft afgelegd
- Het woord summa staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "summa" herkend door:
67 % | van de Nederlanders; |
45 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be