strooidop

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • strooi·dop
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord strooidop strooidoppen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de strooidopm

  1. kleine deksel met veel gaatjes waarmee men een poeder makkelijk, gedoseerd kan uitstrooien
    • Veel gerechten vragen om een theelepel van een kruid of specerij. Een strooidop zit in dat geval alleen maar in de weg. Ook het vullen gaat veel fijner zonder zo’n irritante dop. En geloof ons: je gaat het ook niet missen. Je ontwikkelt razendsnel dat gevoel om je kruiden redelijk precies uit je potjes te kloppen. [1] 

Gangbaarheid

87 % van de Nederlanders;
88 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen