strodek
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- stro·dek
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | strodek | strodekken |
verkleinwoord | strodekje | strodekjes |
Zelfstandig naamwoord
het strodek o
- bedekking gemaakt van stro
- Anno 1682, hetgeen mijn nieuwsgierigheid gaande maakte en mij ertoe bracht aan de molenaar te vragen, of de molen sinds die tijd nooit was vernieuwd of gerepareerd? Het antwoord dat ik kreeg maakte dat ik mij over de degelijkheid van de bouw en de duurzaamheid van het strodek verbazen moest: want sedert de bouw had men aan de molen niets hoeven te repareren, behalve de onvermijdelijke herstelwerkzaamheden aan het mechanisme. [2]
Gangbaarheid
- Het woord 'strodek' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "strodek" herkend door:
87 % | van de Nederlanders; |
77 % | van de Vlamingen.[3] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Tirade. Jaargang 8 (nrs. 85-96)(1964) N.A. Bestoezjew Brieven uit Holland - 1815
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be