stoomvaart

Uit WikiWoordenboek


Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • stoom·vaart
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord stoomvaart stoomvaarten
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de stoomvaartv / m [1]

  1. (scheepvaart) de scheepvaart met stoomschepen en stoomboten
     De opkomst van stoomvaart en stoomtrein zorgde voor de invoer van grote hoeveelheden goedkoop Amerikaans graan op de Europese markt.[2]
     Dat de haven beter bereikbaar moest worden, had onder meer te maken met de opmars van de stoomvaart halverwege de 19de eeuw. De havenstad lag namelijk strategisch gunstig: veel handelswaar werd doorgevoerd naar Duitsland en Groot-Brittannië. Het was dus noodzakelijk dat ook grotere schepen de haven konden bereiken.[3]



Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Jan Theodoor Maria Bank; Marita Theodora Catharina Mathijsen
    “Nederland in de negentiende eeuw” (2006), Bakker, ISBN 9035129504
  3. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2024 Weblink bron “'Haven Rotterdam zo groot door 600 man met scheppen en kruiwagens'” (Maandag 31 oktober 2016, 09:37), NOS