stonden gelijk
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: stonden gelijk (hulp, bestand)
- IPA: / ˈstɔndə(n) ɣəˈlɛik / (4 lettergrepen)
Woordafbreking
- ston·den ge·lijk
Woordherkomst en -opbouw
- uit stonden (werkwoord) en gelijk (bijvoeglijk naamwoord), hiertussen kunnen nog andere woorden staan
Werkwoord
vervoeging van |
---|
gelijkstaan |
stonden (…) gelijk
- meervoud verleden tijd van gelijkstaan
- Wij stonden gelijk.
- Jullie stonden gelijk.
- Zij stonden gelijk.
- Wij stonden gelijk.
Gangbaarheid
- Het woord stonden gelijk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.