stoeierij
Uiterlijk
- stoei·e·rij
- Naamwoord van handeling van stoeien met het achtervoegsel -erij
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | stoeierij | stoeierijen |
verkleinwoord |
- ruw spelen; spelende vechtpartij
- Stoeierij was dan weer typerend voor vaders en hun kleuterzonen. Ook het taalgebruik was anders: woorden die het vaakst gebruikt worden bij zonen hebben betrekking tot prestaties en succes. ‘Trots’, ‘winnen’ en ‘top’ waren maar enkele voorbeelden. [2]
- De schilder Hugo Claus duldt in zijn atelier geen pottekijkers. Achter een ijzeren deur moeten de twee kamers liggen waar hij zijn 'stoeierijen' maakt. De vraag om er een kijkje te nemen, verbaast hem. “Beschrijft u het maar als iets tussen het atelier van Francis Bacon en een kippenhok,” zegt hij luid, duidelijk en lacherig. [3]
- Het woord stoeierij staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "stoeierij" herkend door:
88 % | van de Nederlanders; |
81 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ De Standaard 26/05/2017 om 15:23 door say Vader gaat zachter om met dochter dan met zoon
- ↑ NRC Marianne Vermeijden 25 maart 1994 Een stijl zou me dodelijk vervelen; Een vuilnisbak vol beeldende kunst
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be