stippel
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- stip·pel
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | stippel | stippels |
verkleinwoord | stippeltje | stippeltjes |
Zelfstandig naamwoord
- puntvormig of rond merkteken
- Haar jurk had groene stippeltjes.
Synoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Werkwoord
vervoeging van |
---|
stippelen |
stippel
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van stippelen
- Ik stippel.
- gebiedende wijs van stippelen
- Stippel!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van stippelen
- Stippel je?
Gangbaarheid
- Het woord stippel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "stippel" herkend door:
91 % | van de Nederlanders; |
92 % | van de Vlamingen.[1] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be