stip
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- stip
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘punt’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1408 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | stip | stippen |
verkleinwoord | stipje | stipjes |
Zelfstandig naamwoord
- puntvormig of rond merkteken
Synoniemen
Verwante begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen
Werkwoord
vervoeging van |
---|
stippen |
stip
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van stippen
- Ik stip.
- gebiedende wijs van stippen
- Stip!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van stippen
- Stip je?
Gangbaarheid
- Het woord stip staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "stip" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[3] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "stip" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ 2,0 2,1 Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018),
- ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be