stalvee

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • stal·vee
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord stalvee
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het stalveeo [1]

  1. vee dat continu in een stal gehouden wordt
    • Men bezat 15.000 runderen. Driekwart van het vee stond op stal, alleen het jongvee liep buiten.” Hij wijst op de dijk die, naar Hollands model, rond het grasland is aangelegd. De grond is 40 tot 60 centimeter diep ontwaterd. Men reed hier voortdurend met zware machines rond om voer voor het stalvee te halen. Door de ontwatering is het veen 'verademd' en verdwenen, en het landschap verandert langzamerhand in één groot, ruig biezenveld zover het oog reikt. [2] 
Vertalingen

Gangbaarheid

90 % van de Nederlanders;
80 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen