Naar inhoud springen

staar

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • staar
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘oogziekte’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1778 [1]

Werkwoord

vervoeging van
staren

staar

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van staren
    • Ik staar. 
  2. gebiedende wijs van staren
    • Staar! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van staren
    • Staar je? 

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
95 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen


Noors

Werkwoord

❌ Error: Voeg een geldige taalcode toe aan sjabloon oudeschrijfwijze.

(verouderd) tegenwoordige tijd van staa


Nynorsk

Werkwoord

❌ Error: Voeg een geldige taalcode toe aan sjabloon oudeschrijfwijze.

(verouderd) tegenwoordige tijd van staa