spray

Uit WikiWoordenboek
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • spray
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘te verstuiven vloeistof’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1879 [1] [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord spray sprays
verkleinwoord spraytje spraytjes

Zelfstandig naamwoord

spray m

  1. (medisch) te verstuiven vloeistof die na het verstuiven nevel wordt
Hyponiemen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
sprayen

spray

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van sprayen
    • Ik spray. 
  2. gebiedende wijs van sprayen
    • Spray! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van sprayen
    • Spray je? 

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen