sportbeha

Uit WikiWoordenboek


Nederlands

sportbeha
Uitspraak
Woordafbreking
  • sport·be·ha
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord sportbeha sportbeha's
verkleinwoord sportbehaatje sportbehaatjes

Zelfstandig naamwoord

de sportbeham

  1. (kleding) BH die geschikt is om mee te sporten
     Een T-shirt over een sportbeha en een korte broek zonder onderbroek eronder.[1]
     Sommige clubs hebben geen aparte vrouwenkleedkamer, zodat je je in het scheidsrechtershok moet omkleden. "Of je kleedt je wel om bij de jongens, wat ik als tiener deed", zegt Barbier, "maar dan moest ik tactieken verzinnen om m'n sportbeha aan te trekken."[2]
     Een tijd die Sluiter vervult van trots: "Vierde van de wereld, winnen in Madrid, het hoogst haalbare na de grandslamtoernooien. Maar ook dit: in Brisbane dit jaar trok ze op een vol centrecourt een droog shirtje aan. Daar zat ze in haar sportbeha. Dat klinkt als iets kleins. Maar voor iemand die op haar dertiende, veertiende zei dat ze nooit in volle stadions zou spelen en die ook een aantal jaren echt veel problemen met haar gewicht heeft gehad, is dat voor mij in het klein een samenvatting van hoe Kiki gegroeid is. Van een tennisster die mij in het begin nooit wilde vertellen hoe zwaar ze was naar de topatlete die daar in Brisbane stond. "[3]


Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Cheryl Strayed
    “Wild : over jezelf verliezen, terugvinden & 1700 kilometer hiken” (2012), Sijthoff, ISBN 9789021803555
  2. Bronlink geraadpleegd op 27 april 2024 Weblink bron
    Jonna ter Veer
    “Hoe een klein clubje het vrouwenijshockey in Nederland op de kaart wil zetten” (Woensdag 18 januari 2023, 16:59), NOS
  3. Bronlink geraadpleegd op 27 april 2024 Weblink bron “Via Facetime gingen Sluiter en Bertens uit elkaar: 'Liet keuze bewust bij haar'” (Vrijdag 1 november 2019, 14:40), NOS