spinzen
Uiterlijk
- spin·zen
- uit het Frans [1]
spinzen [2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
spinzen |
spinsde |
gespinsd |
zwak -d | volledig |
- loeren om iets te kunnen krijgen
- ▸ Van Hanegem benadrukte op de golfbaan dat hij helemaal geen interesse heeft in een plek in de technische staf. 'Ik heb Mario verzekerd dat ik nergens op zit te spinzen.[3]
1. loeren om iets te kunnen krijgen
- Het woord spinzen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "spinzen" herkend door:
20 % | van de Nederlanders; |
15 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ spinzen op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron “Gesprek Been en Van Hanegem krijgt vervolg” (27-01-2011), Tubantia
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be