spinaal
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- spi·naal
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘m.b.t. de ruggengraat’ voor het eerst aangetroffen in 1847 [1]
- afgeleid van het Latijnse spina ruggengraat met het achtervoegsel -aal
stellend | |
---|---|
onverbogen | spinaal |
verbogen | spinale |
partitief | spinaals |
Bijvoeglijk naamwoord
spinaal
- (medisch) met betrekking tot de wervelkolom [2]
Vertalingen
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | spinaal | spinalen |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
- fijn, sterk garen, vooral door schoenmakers gebruikt [4]
Gangbaarheid
- Het woord spinaal staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "spinaal" herkend door:
59 % | van de Nederlanders; |
66 % | van de Vlamingen.[5] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "spinaal" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ spinaal op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ spinaal op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 7
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Achtervoegsel -aal in het Nederlands
- Bijvoeglijk naamwoord in het Nederlands
- Medisch in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 59 %
- Prevalentie Vlaanderen 66 %