speelgoedwarenhuis
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- speel·goed·wa·ren·huis
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | speelgoedwarenhuis | speelgoedwarenhuizen |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
het speelgoedwarenhuis o
- een warenhuis dat zich richt op het verkopen van speelgoed
- (speelgoed) een model van een warenhuis waarmee kinderen kunnen spelen