Naar inhoud springen

speelgoed

Uit WikiWoordenboek
  • speel·goed
enkelvoud meervoud
naamwoord speelgoed -
verkleinwoord speelgoedje speelgoedjes

het speelgoedo

  1. (speelgoed) één of meer voorwerpen voor kinderen om mee te spelen
    • Door de brand was ook al het speelgoed van de kinderen verloren gegaan. 
     Maar terwijl die Pieten speelgoed maken, pepernoten bakken en alles klaarmaken voor de volgende reis naar Holland, trekt Sinterklaas op zijn paard door de hoge Spaanse bergen, op zoek naar een nieuw Pietje.[1]
     Dat kinderen niet veel geld hebben, is volgens haar niet heel belangrijk voor adverteerders. "Ook kinderen kopen producten, zoals speelgoed of snoep. Daarnaast vragen ze hun ouders om producten. Uit onderzoek blijkt bovendien dat kinderen invloed hebben op welke auto hun ouders kopen en welke vakanties worden geboekt."[2]
  • Het woord is een collectivum; een specifiek enkelvoud wordt gevormd met "stuk": een stuk speelgoed.
99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[3]
  1. “Het hele jaar rond: van Sinterklaas tot Sintemaarten” (1973), Lemniscaat op Wikipedia, p. 11
  2. Bronlink geraadpleegd op 2 juli 2022 Weblink bron “Waarom juist kinderen zo interessant zijn voor sociale media” (09 oktober 2021), NU.nl
  3. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be