sociolect

Uit WikiWoordenboek
Versie door HydrizBot (overleg | bijdragen) op 2 mei 2017 om 03:22 (Robot: opschonen van oude interwikilinks)

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • so·cio·lect
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord sociolect sociolecten
verkleinwoord sociolectje sociolectjes

Zelfstandig naamwoord

sociolect o

  1. (taalkunde) een taalvariatie die met een specifieke sociale groep verband is
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

40 % van de Nederlanders;
47 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be