snoodaard

Uit WikiWoordenboek
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • snood·aard
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord snoodaard snoodaards
verkleinwoord snoodaardje snoodaardjes

Zelfstandig naamwoord

snoodaard m

  1. (formeel) iemand met slechte bedoelingen
    • Pas op voor hem, hij is een echte snoodaard! 

Gangbaarheid

78 % van de Nederlanders;
92 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be