smekend

Nederlands

smekend gebaar

Uitspraak

• Geluid:  smekend    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• sme·kend

Woordherkomst en -opbouw

• naamwoord van handeling smeken

	stellend	vergrotend	overtreffend
onverbogen	smekend	smekender	smekendst
verbogen	smekende	smekendere	smekendste
partitief	smekends	smekenders	-

Bijvoeglijk naamwoord

smekend

1. nederig vragend om een gunst

   • De 8-jarige Jackson McKie heeft de hersenaandoening Hydrocefalie, waarbij te veel vocht in de hersenen zich opstapelt. Het jongetje werd net naar de operatiezaal gevoerd voor een operatie toen hij met smekende oogjes naar zijn dokter keek. Of die ook even zijn beer Little Baby kon genezen?  

   ▸ Van lieverlede werd hij echter beschouwd als de 'vriend der kinderen'. In Nederland leest men over het St. Nicolaasfeest voor het eerst in het jaar 1360. De koorknaapjes in Dordrecht kregen er vrij voor. In optocht trokken zij door de stad en bedelden, met een smekend gebaar, hun bisschopsgeld bij elkaar. Maar in de zeventiende eeuw werd dit verboden!

Synoniemen

• smekerig

Antoniemen

• eisend, gebiedend

Werkwoord

vervoeging van:	smeken
verbogen vorm:	smekende

smekend

1. onvoltooid deelwoord van smeken

Gangbaarheid

• Het woord smekend staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.