smeek af

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • smeek af
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
afsmeken

smeek af

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afsmeken
    • Ik smeek af. 
  2. gebiedende wijs van afsmeken
    • Smeek af! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afsmeken
    • Smeek je af? 


Gangbaarheid