sloten af

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • slo·ten af
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
afsloten

sloten af

  1. meervoud tegenwoordige tijd van afsloten
vervoeging van
afsluiten

sloten af

  1. meervoud verleden tijd van afsluiten
    • Wij sloten af. 
    • Jullie sloten af. 
    • Zij sloten af. 


Gangbaarheid