sjees

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • sjees
Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

de sjeesv

  1. (verkeer) hoog en licht rijtuigje op twee wielen, meestal met een kap en getrokken door één paard
     Een paar dagen na het bezoek van de twee kapelaans liet hij de sjees inspannen en reed naar het statige huis aan het eind van de Kerkstraat.[3]

Werkwoord

vervoeging van
sjezen

sjees

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van sjezen
    • Ik sjees. 
  2. gebiedende wijs van sjezen
    • Sjees! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van sjezen
    • Sjees je? 

Gangbaarheid

75 % van de Nederlanders;
51 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen