schoenenzaak

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

schoenenzaak
Uitspraak
Woordafbreking
  • schoe·nen·zaak
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord schoenenzaak schoenenzaken
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de schoenenzaakv / m

  1. winkel waar men naast schoenen meestal ook sokken, schoenveters en schoenpoets verkoopt
     Bij de schoenenzaak van Weisz, aan de overkant, vond hij niet wat hij zocht. Voor schoenen met wat hogere hak moet ik u naar ons filiaal aan de Nieuwendijk verwijzen.[1]
     Inmiddels zijn Nike Air Max-schoenen wereldwijd bekend en zijn sommige edities echte verzamelobjecten. Edson Sabajo, eigenaar van schoenenzaak Patta en sneakerverzamelaar, kan dat beamen. "Eerst werden ze vooral gedragen door mensen van de straat, echte 'hosselaars'. De schoenen werden gebruikt als een soort statussymbool. Als jij die schoenen kunt betalen, dan ben je pas cool. Nu worden de schoenen door veel meer mensen gedragen."[2]
Synoniemen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. “Advocaat van de Hanen” (1990), De Bezige Bij op Wikipedia, ISBN 9789023479925
  2. Bronlink geraadpleegd op 10 maart 2022 Weblink bron “'Zelfs voor 45.000 dollar zou ik mijn favoriete sneakers niet verkopen'” (23-03-2017), NOS