schepbek

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • schep·bek
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord schepbek schepbekken
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de schepbekm

  1. (anatomie) (grasparkiet) afwijkende vorm van een snavel waarbij de bovensnavel niet over, maar in de ondersnavel valt
     Normaal gaat de bovensnavel over de ondersnavel heen. Bij de schepbek is dit dan precies andersom, dus de ondersnavel gaat om de bovensnavel heen.[1]
Verwante begrippen

Gangbaarheid

44 % van de Nederlanders;
52 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 1 juli 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie
    TJip
    “Evenementen in de Limburgse Westhoek : Schepbek bij de grasparkieten.” (24 maart 2009) op bloggen.be
  2. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be