schelde
Uiterlijk
- schel·de
vervoeging van |
---|
schellen |
schelde
- enkelvoud verleden tijd van schellen
- Ik schelde.
- Jij schelde.
- Hij, zij, het schelde.
- Men schelde niet over de ijscoman die gisteren luid schelde om onze aandacht op zijn heerlijke ijs te vestigen.
- Ik schelde.
vervoeging van |
---|
schelden |
schelde
- aanvoegende wijs van schelden
- Men schelde niet over de ijscoman die gisteren luid schelde om onze aandacht op zijn heerlijke ijs te vestigen.
- Het woord schelde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
schelde
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 7
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Werkwoordsvorm in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Woorden in het Middelnederlands
- Woorden in het Middelnederlands van lengte 7
- Eigennaam in het Middelnederlands
- Rivier in het Middelnederlands
- Aardrijkskunde van Europa in het Middelnederlands