Naar inhoud springen

schelde

Uit WikiWoordenboek
  • schel·de
vervoeging van
schellen

schelde

  1. enkelvoud verleden tijd van schellen
    • Ik schelde. 
    • Jij schelde. 
    • Hij, zij, het schelde. 
    • Men schelde niet over de ijscoman die gisteren luid schelde om onze aandacht op zijn heerlijke ijs te vestigen. 
vervoeging van
schelden

schelde

  1. aanvoegende wijs van schelden
    • Men schelde niet over de ijscoman die gisteren luid schelde om onze aandacht op zijn heerlijke ijs te vestigen. 


schelde

  1. (toponiem: rivier) Schelde