scharrelt aan

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • schar·relt aan
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
aanscharrelen

scharrelt (...) aan

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanscharrelen
    • Jij scharrelt aan. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanscharrelen
    • Hij scharrelt aan. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van aanscharrelen
    • Scharrelt aan! 

Gangbaarheid