schakel gelijk

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • scha·kel ge·lijk
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
gelijkschakelen

schakel (…) gelijk

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van gelijkschakelen
    • Ik schakel gelijk. 
  2. gebiedende wijs van gelijkschakelen
    • Schakel gelijk! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van gelijkschakelen
    • Schakel je gelijk? 

Gangbaarheid