samenvoeging
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- sa·men·voe·ging
Woordherkomst en -opbouw
Naamwoord van handeling van samenvoegen met het achtervoegsel -ing
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | samenvoeging | samenvoegingen |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
de samenvoeging v
- het samenvoegen
- ▸ Normaal gesproken was dat geen enkel probleem geweest, ze gebruikten een eenvoudige en beproefde techniek met platen en bouten voor de samenvoeging.[1]
- plaats waar of manier waarop twee of meer zaken zijn samengevoegd
Gangbaarheid
- Het woord samenvoeging staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "samenvoeging" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)“Kop in het zand” (2015), Uitgeverij Prometheus , ISBN 9789044628142
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be