ruilt in

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ruilt in
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
inruilen

ruilt (…) in

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van inruilen
    • Jij ruilt in. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van inruilen
    • Hij ruilt in. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van inruilen
    • Ruilt in! 

Gangbaarheid