rossig

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ros·sig
Woordherkomst en -opbouw
  • afgeleid van rosé met het achtervoegsel -ig
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen rossig rossiger rossigst
verbogen rossige rossigere rossigste
partitief rossigs rossigers -

Bijvoeglijk naamwoord

rossig

  1. roodachtig, met een rode gloed
    • Aan mensen met rossig haar worden bijzondere eigenschappen toegedicht. 
    • Eén ding is zeker: rossig haar is betrekkelijk zeldzaam en dat wordt het steeds meer, zo wordt ons voorspeld. 
Verwante begrippen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
94 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be