riolering

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ri·o·le·ring
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord riolering rioleringen
verkleinwoord riolerinkje riolerinkjes

Zelfstandig naamwoord

de rioleringv

  1. de infrastructuur waarop afvalwater geloosd, ingezameld en getransporteerd wordt
    • Bewoners van de Dokter Schräderlaan in het Brabantse Oisterwijk keken toch wat vreemd op, toen de werkzaamheden voor een nieuwe riolering waren voltooid. De lantaarnpaal die voorheen op het trottoir stond, staat nu plotseling op de rijbaan. Dat dat niet helemaal de bedoeling is, blijkt wel uit het feit dat de paal wordt afgeschermd door een rood-wit waarschuwingsbord. De gemeente Oisterwijk laat in een reactie weten dat het om een tijdelijke situatie gaat. [1] 
Hyponiemen
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Tubantia Gerben van den Broek en Tom Tacken 07-05-18 Verkeer Oisterwijkse woonwijk moet wel héél vreemd obstakel ontwijken
  2. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be