riempje

Uit WikiWoordenboek


Nederlands

Uitspraak
  • (IPA in voorbereiding)
Woordafbreking
  • riem·pje
Woordherkomst en -opbouw
  • Afgeleid van riem met het achtervoegsel -pje

Zelfstandig naamwoord

riempje o

  1. verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord riem
enkelvoud meervoud
naamwoord
verkleinwoord riempje riempjes

Zelfstandig naamwoord

riempje o dim. tant.

  1. (buikpotigen) Bathyomphalus contortus op Wikispecies een slakkensoort uit de familie van de Planorbidae op Wikispecies. De wetenschappelijke naam van de soort is voor het eerst geldig gepubliceerd in 1758 door Linnaeus
Hyperoniemen


Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be