reken aan
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- re·ken aan
Woordherkomst en -opbouw
Werkwoord
vervoeging van |
---|
aanrekenen |
reken aan
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanrekenen
- Ik reken aan.
- gebiedende wijs van aanrekenen
- Reken aan!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanrekenen
- Reken je aan?
Gangbaarheid
- Het woord reken aan staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.