rector
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- rec·tor
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘hoofd van een klooster of een onderwijsinrichting’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1320 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | rector | rectors rectoren |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
rector m
Verwante begrippen
Gangbaarheid
- Het woord rector staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "rector" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie de doorverwijspagina op Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 6
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Onderwijs in het Nederlands
- Beroep in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 99 %
- Prevalentie Vlaanderen 99 %