recreatieterrein

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • re·cre·a·tie·ter·rein
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord recreatieterrein recreatieterreinen
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

het recreatieterreino

  1. afgebakend stuk grond zo ingericht dat bezoekers zich er op verschillende manieren kunnen vermaken
     Op een CBS-kaart met de hoeveelheid recreatieterrein per inwoner per gemeente, is goed te zien dat de Rotterdammer er slecht van af komt: die ruimte is in Rotterdam en omgeving het kleinste van het land.[2]
     Toen ze het recreatieterrein waar het dansfeest voor de zevende keer wordt georganiseerd wilde verlaten, waren er geen bussen.[3]

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Bronlink geraadpleegd op 26 juni 2020 Weblink bron
    John Jehae
    “‘Bouw geen huizen op het strand van Nesselande’” (30 november 2018) op nrc.nl op Wikipedia
  3. Bronlink geraadpleegd op 26 juni 2020 Weblink bron “Tienduizenden in kou en regen” (6 augustus 2001) op nrc.nl op Wikipedia