reconstructie

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • re·con·struc·tie
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘wederopbouw’ voor het eerst aangetroffen in 1853 [1]
  • afgeleid van constructie met het voorvoegsel re-
  • afgeleid van het Franse reconstruction
enkelvoud meervoud
naamwoord reconstructie reconstructies
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de reconstructiev

  1. herstel in de oorspronkelijke gedaante (tevens resultaat van deze samenvoeging), wederopbouw
  2. voorstelling waardoor men feiten of handelingen uit het verleden weer tot leven tracht te wekken
     Zoals de vervulling van mijn opdracht was begonnen met mijn aankomst in Grand Hotel Europa, zo zou ik mijn reconstructie beginnen bij mijn aankomst in Venetië. Ik zag de zinkende stad voor me, voelde het verleden deinen en viel in een diepe slaap.[2]
     Maar wat antwoordde mama op de vraag over Stalin? Nu, vijftien jaar later, wordt de herinnering, de hoogst onbetrouwbare herinnering, aangevuld met veronderstellingen, een soort reconstructie van wat mama geantwoord moest hebben omdat ze was wie ze was, net als wij allemaal in de familie Lauritzen.[3]
  3. reorganisatie
Hyponiemen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen