reconciliëren
Uiterlijk
- re·con·ci·li·e·ren
- afgeleid van conciliëren met het voorvoegsel re- [1]
- afgeleid van het Franse réconcilier (met het achtervoegsel -eren) [2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
reconciliëren |
reconcilieerde |
gereconcilieerd |
zwak -d | volledig |
reconciliëren [3]
- overgankelijk verzoenen, weer verenigen
- overgankelijk ontheiligde kerken of kerkhoven opnieuw wijden
- Het woord reconciliëren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 13
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Voorvoegsel re- in het Nederlands
- Achtervoegsel -eren in het Nederlands
- Zwak werkwoord (-d) in het Nederlands
- Werkwoord in het Nederlands
- Niet-samengesteld werkwoord in het Nederlands
- Overgankelijk werkwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal