rechtsgeldigheid
Uiterlijk
- rechts·gel·dig·heid
- afleiding van rechtsgeldig met het achtervoegsel -heid[1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | rechtsgeldigheid | rechtsgeldigheden |
verkleinwoord |
de rechtsgeldigheid v
- de mate dat iets een juridische waarde heeft
- ▸ Dus is het vonnis van het Bundesverwaltungsgericht zonder rechtsgeldigheid aangezien het zich tegen de verkeerde persoon richt, een nulliteit dus.[2]
- ▸ De examencommissie van School of Law benadrukt dat het ongeldig verklaren van de tentamens allerlei oorzaken kent. "Het niet kunnen beoordelen van de rechtsgeldigheid van het tentamen behoeft niet aan een storing te liggen, die was ook geregeld gelegen in het niet goed inloggen door studenten, of verkeerde handelingen door studenten en door laptops, camera's of wifi-verbindingen die onvoldoende functioneerden."[3]
- Het woord rechtsgeldigheid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)“Zij die dromen doden slapen nooit” (2017), Uitgeverij Prometheus , ISBN 9789044640496
- ↑ Weblink bron Anna Pruis en Ardi Vleugels“Studenten raken diploma kwijt na haperend online tentamentoezicht” (Donderdag 17 september 2020), NOS