rayon

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ra·y·on (1-2)
  • ra·yon (3)
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘kring’ voor het eerst aangetroffen in 1862 [1] [2] [3]
1,2. enkelvoud meervoud
naamwoord rayon rayons
verkleinwoord rayonnetje rayonnetjes
3. enkelvoud meervoud
naamwoord rayon -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

rayon

  1. o bepaald gebied waarbinnen iemand de zakelijk vertegenwoordiging van een bedrijf verzorgt
    • Hij heeft een groot rayon toegewezen gekregen. 
  2. o een bestuurlijke eenheid binnen bepaalde landen die eertijds tot de Sovjet-unie behoorden
  3. m en o: een op zijde gelijkende kunstvezel, kunstzijde
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

92 % van de Nederlanders;
88 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen