raak aan

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • raak aan
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
aanraken

raak aan

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanraken
    • Ik raak aan. 
  2. gebiedende wijs van aanraken
    • Raak aan! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanraken
    • Raak je aan? 


Gangbaarheid