Naar inhoud springen

pubis

Uit WikiWoordenboek
1. Van deze pubis is het meeste schaamhaar afgeschoren.
  • pu·bis
enkelvoud meervoud
naamwoord pubis pubissen
verkleinwoord - -

de pubisv / m

  1. (anatomie) ronding van het vrouwelijk lichaam ter hoogte van het schaambeen, boven de vagina
    • Hoeveel behagen had hij eerst geschept in hun vaak prachtig uiterlijk: de mannen met hun welgespierde lijven, hard en glimmend, en de vrouwen met hun spel van welvingen, met sterke borsten, strakke heupen, zachte pubis tussen als meloenen gladde dijen boven de amforen van haar lieflijke benen. [3]
    • Vrouwen, slaat nu druiven stuk op uw borsten, opdat het sap verkwikkend en verleidend over uw buik naar uw pubis stroomt. [4]
36 % van de Nederlanders;
58 % van de Vlamingen.[5]


  • pu·bis
enkelvoud meervoud
pubis pubis

pubis m

  1. (anatomie) schaamstreek, schaamheuvel, pubis, schaambeen