psychotisch

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • psy·cho·tisch
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen psychotisch psychotischer
verbogen psychotische psychotischere
partitief psychotisch psychotischers -

Bijvoeglijk naamwoord

psychotisch [1]

  1. van of horend bij een psychose
    • Adolescenten die in de grote stad wonen, zouden 40 procent meer kans hebben op een psychotische ervaring. [2] 
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen