proyectar
Uiterlijk
- pro·yec·tar
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
proyectar |
proyectaba |
proyectado |
volledig |
proyectar
- overgankelijk werpen (met veel kracht)
- uitstralen (licht)
- projecteren (film)
- proyectar in: Diccionario de la lengua española, 23e druk, op website: Real academia española